NATUUR
Golfclub Almeerderhout opnieuw GEO gecertificeerd
In maart 2021 is onze golfclub opnieuw GEO gecertificeerd, nu voor een periode van vijf jaar.
Dit internationale certificaat wordt verstrekt aan golfclubs die hun baan en faciliteiten duurzaam onderhouden volgens richtlijnen van de Golf Environment Organization en wordt ondersteund door de NGF. Om gecertificeerd te worden moet de golfclub voldoen aan een aantal eisen met betrekking tot:
- het versterken van de flora en fauna in de baan
- het terugdringen van het energieverbruik en het milieuvriendelijk opwekken van energie
- het minimaliseren van het gebruik van pesticiden en andere chemicaliën
- het verminderen van het water verbruik en het verantwoord afvoeren van water
- het verantwoord verwerken van afval
Daarnaast wordt gekeken hoe de golfclub omgaat met de omgeving, de buren en hoe de leden worden betrokken bij al deze zaken. Volgens degenen die de beoordeling hebben uitgevoerd, hebben we op alle punten zeer goed gescoord.
Hoe nu verder?
Een belangrijk onderdeel van de GEO certificatie is het voorstellen van activiteiten voor de komende vijf jaar. Centraal hierin staat dat we ook tijdens de baanrenovatie steeds aandacht zullen blijven geven aan het behoud van de natuurwaarden in de baan. Hierbij zullen we uiteraard de greenkeepers, maar ook de leden intensief betrekken.
Natuur op de baan
De kwaliteit van de groene omgeving bepaalt in grote mate de aantrekkelijkheid van een golfbaan. Onder groene omgeving wordt hier verstaan: alle terreindelen met bossen, solitaire bomen en boomgroepen. De holes zelf met bunkers, tees, fairways en greens, vallen buiten het aandachtsgebied van dit bosbeheerplan. Ook het beheer van natuurrough, water en oeverpartijen vallen buiten het kader van dit beheerplan.
Doel van dit beheerplan is tot een evenwichtig beheer van de groene omgeving te komen. Om dat te organiseren wordt in dit beheerplan aandacht besteed aan het realiseren van een optimale bespeelbaarheid in combinatie met een goede beheerbaarheid van de golfbaan. Tevens wordt aandacht besteed aan behoud en doorontwikkeling van mooie solitaire bomen, bijzondere boomgroepen en bossen.
Het beheerplan is zo geschreven dat het voor de gemiddelde golfer goed te begrijpen is. Daardoor kan het beheerplan ook als communicatiemiddel worden ingezet. Zo kan Almeerderhout laten zien welke beheerdoelen worden nagestreefd en op welke manier die in het veld zullen worden gerealiseerd.
Benieuwd hoe het bosbeheerplan van Almeerderhout er uit ziet?
Bekijk het hier.
Vogels op Almeerderhout
Golfbanen zijn eigenlijk kleine natuurgebieden waar overdag liefhebbers van het golfspelletje een rondje spelen. In Nederland vindt men voor ca 10.000 hectare aan golfbanen, die een mooi groen landschap vormen waar veel vogels te vinden zijn.
Op onze polderbaan kom je veel verschillende vogels tegen. Tijdens een rondje golf is het onmogelijk om geen vogels te horen of te zien wat het spelletje nog aangenamer maakt dan het al is. Er vliegt van alles rond, van klein tot groot, van alledaags tot zeldzaam. Niet alleen standvogels die er het hele jaar zijn, zoals de koolmezen of de huismussen bij het clubhuis, maar ook broedvogels die in de herfst weer naar warme streken vertrekken, zoals de goudhaantjes en de tuinfluiters. De zeearend broedt op diverse plekken vlak in de buurt, dus ook deze tot voorheen bedreigde vogelsoort met een spanwijdte zo groot als een deur kan zomaar vanaf de baan worden waargenomen.
Om de herkenning van de vogels te vergemakkelijken, zijn een aantal van de bijzondere op de baan waar te nemen vogels in onderstaand overzicht opgenomen. De foto’s komen voornamelijk van internet. Met toestemming van Vogelbescherming is gebruik gemaakt van de omschrijvingen in hun online vogelgids. Voor meer informatie is deze gids te raadplegen via deze link
De Nederlandse Golf Federatie heeft samen met Vogelbescherming een interessant boekje uitgegeven over het vogelleven op golfbanen. Zeven banen in vijf verschillende landschapstypen hebben geïnventariseerd welke vogelsoorten voorkomen en welk beheer daarvoor nodig is. Het resultaat van dat onderzoek was het handboek ‘Vogels op golfbanen’ met adviezen die golfbanen op hun eigen type baan kunnen toepassen. Dit boekje is als pdf te downloaden via deze link.
Bijzondere vogels op Almeerderhout
Bijna 40 jaar geleden werd de eerste lijst met bedreigde vogels opgesteld, inmiddels is het hebben van een dergelijk ‘rode lijst’ een verplichting van de Europese Vogelrichtlijn. De Rode lijst voor bedreigde broedvogels is voor het laatst geactualiseerd in 2016 en wordt helaas steeds langer. De rode lijst kan op de site van Vogelbescherming worden gevonden met deze link
Als vogels uit het overzicht hieronder voorkomen op deze lijst is hun status weergegeven.
Buizerd
De buizerd is verreweg de algemeenste en meest opvallende roofvogel van Nederland, die je vaak in open land ziet, zittend op een paal of schroevend op de thermiek. Ze broeden op het terrein van de golfbaan en zijn regelmatig zwevend boven de baan te zien ‘miauwend’ als een poes. Buizerds zijn erg gevarieerd qua kleur en tekening. Van donkerbruin tot bijna wit. Hij heeft zich de laatste decennia sterk uitgebreid als broedvogel en broedt ook in de lage delen van Nederland, in 2015 ca 14.000 broedparen. De buizerd heeft zich ook op de Waddeneilanden gevestigd.
Grasmus
De grasmus is geen opvallende vogel, maar de zang en de zangvlucht zijn dat wel. Grasmussen zijn pioniervogels van de allereerste bosstadia, met opslag van struweel, in allerlei landschappen. Soms ook in pure ruigte met alleen hoge kruiden te vinden. Ondanks zijn naam is de grasmus niet nauw verwant aan de huismus. De ‘familie’ van de grasmussen is vooral een in het zuiden van Europa en in Afrika voorkomende groep vogels. Hiervan heeft de grasmus veruit het grootste verspreidingsgebied, op de baan vaak te horen en te zien rond de korte baan.
Groene specht
Groene spechten zijn standvogels van open loofbossen, hoogstamboomgaarden, parken en oude houtsingels. Hij broedt meestal in een zelfgehakt hol in een oude loofboom. Zijn voedsel bestaat vooral uit grote mieren (vooral rode bosmieren) en wordt meestal op de grond verzameld. De lachende roep van de groene specht is een opvallend kenmerk. Roffelt niet vaak en zwak. Sinds kort ook aanwezig in de Flevopolder en af en toe op de grond te zien op de baan.
Kerkuil
De kerkuil is een bewoner van (half)open landschappen, in Nederland veelal het boerenland. Hij vestigt zich graag in gebouwen zoals schuren of kerktorens. Daar zoekt hij rustige, donkere schuilhoekjes als roestplaats voor overdag en als nestplaats. Kerkuilen leiden een teruggetrokken leven en worden als het donker is actief om in het open veld te jagen op vooral veldmuizen. Ze zijn in het algemeen plaatstrouw en gevoelig voor winters met langdurige vorst en sneeuw. In 2020 was er op de de golfbaan een broedpaar in een nestkast. Tijdens de winterse dagen begin 2021 is de uil nog gesignaleerd in een schuilhut op de baan.
IJsvogel
Een blauwe flits en een fluitende roep: zo kondigt een ijsvogel zich vaak aan. IJsvogels zijn vooral vogels van beken en rivieren met zoet, stromend water, maar broeden ook aan stilstaand water (vooral in Nederland). Hun nesttunnel graven ze langs zandige of lemige steile oeverranden. ’s Winters ook te zien bij meer open en brak of zout water, op zoek naar voldoende voedsel – kleine visjes, waterinsecten en dergelijke – en ijsvrij, helder water om dat voedsel te kunnen bemachtigen. Strenge winters maken veel slachtoffers onder de ijsvogels, die zijn naam geen eer aandoet. Op de baan zijn ze te zien bij het water langs Markermeer 2 een Gooimeer 4.
Kleine karakiet
De kleine karekiet is een echte moerasbewoner. De markante, krassende, staccato zang (met altijd een “krr-krr-kiet-kiet-kiet“-achtige strofe) is te horen in de meeste rietstroken, goed te horen maar lastig te zien. De voorkeur van deze onopvallende bruine vogel gaat uit naar rietlanden, die met de stengels in ondiep water staan. In goede broedgebieden, zoals de laagveenmoerassen in Nederland, kunnen kleine karekieten in kolonies broeden. Op Markermeer 1 in het riet te vinden,
Koekoek
Koekoeken leggen hun eieren in de nesten van zogeheten waardvogels, gedrag dat overigens ook bij andere soortgroepen zoals zoogdieren en insecten wordt aangetroffen. Een vrouwtjeskoekoek specialiseert zich op een bepaalde vogelsoort of -familie. Zo zijn er ‘heggenmus-koekoeken’ (foto hierboven) en ‘karekiet-koekoeken’. De eieren lijken sterk op die van de waardvogel. De koekoek heeft het moeilijk, ca 6000 broedparen in 2015. In heel West-Europa zijn we in enkele tientallen jaren misschien wel de helft van de koekoeken kwijtgeraakt. De oorzaken zijn nog niet helemaal duidelijk. Op de baan heel vaak te horen.
Krakeend
Krakeenden zijn nauw verwant aan de wilde eend en sterk toegenomen in Nederland, in 2015 ca 24.000 broedparen. Komt hier en daar zelfs in steden voor. Hij broedt veel later in het voorjaar dan de wilde eend en graag in ruigte bij zeer voedselrijk water. Op de baan in diverse waterhindernissen te vinden.
Mandarijneend
In het voorjaar van 2021 is de mandarijneend voor het eerst gesignaleerd in de vijver bij Gooimeer 1.
De mandarijneend is een exotische verschijning die je eigenlijk niet in Nederland zou verwachten. Oorspronkelijk komt hij dan ook voor in Oost-Azië. Maar mandarijneenden zijn vanwege hun kleurrijke en fijne uiterlijk een geliefde toevoeging aan watervogelcollecties. Ontsnapte vogels uit dergelijke collecties broeden sinds eind vorige eeuw ook in Nederland, in 2015 ca 350 keer. Het mannetje is opvallend getekend en heeft sierlijke oranje veren die boven het achterlijf uitsteken.
Putter
De putter komt oorspronkelijk voor langs de zonnige randen van vochtige loofbossen. Nog niet zo lang geleden zijn putters begonnen zich aan te passen aan door de mens gemaakte landschappen, zoals boomgaarden en parken. De belangrijkste voorwaarde voor de aanwezigheid van putters is een rijke vegetatie met veel composieten (distels, paardenbloemen). Deze planten produceren de zaden waarvan de putter vrijwel geheel afhankelijk is. Alleen de jongen krijgen tijdens hun groei ook veel insecten, die de voor de groei zo belangrijke eiwitten bevatten. Regelmatig te zien achter hole 3 van de korte baan.
Nachtegaal
Bijna iedereen heeft wel eens gehoord over de fabelachtige zangkwaliteiten van de nachtegaal. Slechts weinigen hebben ‘m ook gezien. Het is een onopvallend gekleurde vogel die zich bij voorkeur ophoudt in struikgewas. Dichte braamstruwelen met brandnetels in bosranden en houtwallen en dichte struwelen in de duinen zijn favoriet. In Nederland ca 6500 broedparen in 2015, regelmatig te horen op de baan, vooral in het struikgewas vlak bij de ingang.
Tuinfluiter
De tuinfluiter komt algemeen voor in Nederland. Hij heeft subtiele kenmerken en is vooral grijs en beigebruin. De tuinfluiter is verwant aan de zwartkop en heeft een deels vergelijkbare zang, voor de beginnende vogelaar lastig uit elkaar te houden. Houdt zich veelal op in struikgewas en is moeilijk te zien, maar vaak goed te horen, ook in de baan.
Wielewaal
Het geluid van de wielewaal is bekender dan de vogel zelf. Wielewalen zijn verborgen levende vogels die zich voornamelijk in de bovenste lagen van boomkronen ophouden. Ze zijn opvallend geel-zwart, ’tropisch’ gekleurd, maar dat is een uitstekende camouflage voor omhoogkijkende mensen. Onze wielewaal is de enige vertegenwoordiger van de wielewalenfamilie die in de gematigde zone voorkomt. Ook op de baan regelmatig te horen.
Zwartkop
De zwartkop is de laatste decennia sterk in aantal toegenomen door natuurlijker bosbeheer en ouder wordende bossen, zoals in Flevoland en de duinen; in 2015 ca 400.000 broedparen. Heeft een voorkeur voor struiken en oudere bomen. Laat zich niet altijd makkelijk zien, maar zijn melodieuze zang is in het voorjaar des te beter te horen, ook op de golfbaan.
Het ree
Onderweg naar de golfbaan zijn ze al te zien. Het is verstandig om vooral in het voorjaar als er kalfjes zijn langzaam te rijden op de Leeuwerikweg want de kans om ze daar tegen te komen, is groot. Maar ook op de golfbaan vooral aan de randen van de dag kun je genieten van deze mooie zoogdieren waarvan er zeker 100.000 in Nederland leven.
Onderstaande informatie is met toestemming van de Zoogdiervereniging Nederland overgenomen van hun site.
Het ree (Capreolus capreolus) is wat grootte betreft te vergelijken met een grote herdershond. Het ree komt voor in bijna geheel Europa. Een mannetjes ree heet bok, een vrouwtje geit, een jong een reekalf en een groep een sprong.
Gemeenschappelijke kenmerken van herten zijn dat de mannetjesdieren (behalve rendieren) een gewei dragen dat jaarlijks wordt afgeworpen en opnieuw en groter aangroeit. Ook zijn het herkauwers.
Het ree is het enige hoefdier met kiemrust. Dit wil zeggen dat de ongeboren vrucht zich pas later ontwikkelt waardoor de draagtijd verlengd is.
Het ree heeft een zandgele tot roodbruine vacht in de zomer die in de herfst langer wordt en verkleurt tot grijsbruin. Af en toe komen er een zwarte of witte exemplaren voor. De keel is lichter van kleur en het achterwerk is witgeel wat in de winter het duidelijkst zichtbaar is. Deze vlek wordt spiegel genoemd en door het ontbreken van een staart bij reeën is deze zeer opvallend. Kalveren hebben donkere en lichte vlekken op hun vacht. De neus is zwart en de kin wit. Reeën hebben grote donkere ogen en grote oren. De poten zijn slank.
Een volwassen mannetje heeft een gewei, met drie tot zes vertakkingen. Het gewei is maximaal 25 centimeter lang, groeit in de winter en de basthuid wordt afgeschuurd tussen maart en juni.
Tussen oktober en januari wordt het gewei afgeworpen. Aan de basis van het gewei zitten een aantal zweet- en talgklieren die een geurstof afscheiden. Hiermee bakent de reebok in de voortplantingstijd zijn territorium af.
Het ree leeft in bosachtige streken met open plekken en aangrenzende velden, maar ook in heidevelden, rietvelden, duinen en akkerbouwgebieden. Het ree is een cultuurvolger en past zich gemakkelijk aan cultuurlandschap aan. Voorwaarde is dat er voldoende voedsel, dekking en rust aanwezig is. Hij heeft een voorkeur voor het overgangsgebied van loofbos naar open terrein, om er dekking te zoeken, te rusten en te herkauwen.
Reeën leven in het voorjaar en zomer (met uitzondering van de geit en haar jongen) min of meer solitair. De rest van het jaar leven ze in groepjes, ook wel sprongen genoemd. Ze rusten en herkauwen overdag in de dekking. Ze zoeken voedsel in een aantal activiteitsperioden verspreid over de dag maar vooral in de schemer.
Reeën zijn gewoontedieren: ze gebruiken steeds dezelfde routes door het bos, de zogenaamde ‘wissels’. Een ree kan goed zwemmen en hard lopen. Een verontruste ree stampt met de voorpoot. Een reegeit verdedigt haar jong door met haar hoeven te trappelen. Bij gevaar waaieren de haren van de spiegel uit, waardoor deze op een poederdons lijkt. Bij verstoring gaat een ree er met sierlijke sprongen vandoor, waarbij hij met gemak een hek neemt (soms wel 15 meter ver).
Zowel mannetjes als vrouwtjes hebben het grootste deel van het jaar een territorium waarbinnen ze het jaarrond blijven. Meestal overlapt het territorium van een mannetje dat van een of meerdere vrouwtjes. Een mannetje duldt geen rivaal in zijn gebied. Het territorium van een volwassen reebok bedraagt 5 tot 30 ha afhankelijk van voedselaanbod en leefomgeving. Aan de hand van geuren uit geurklieren bakent het mannetje zijn territorium af, meestal op bomen.
Reegeiten hebben ook een territorium dat ze niet verdedigen en dat vaak dat van andere geiten en/of bokken overlapt. In de winter leven ze in gemende groepjes bijeen, tot wel dertig dieren. Er geldt een duidelijke hiërarchie tussen de bokken. In het voorjaar vallen de sprongen uiteen en bakenen de reeën weer een territorium af.
De paartijd, ook wel bronsttijd genoemd, valt in juli en augustus. Voor de paring snuffelt een bok aan de geit en rent in rondjes achter haar aan. Eind december, na een verlengde draagtijd, komt het embryo tot ontwikkeling. Vrouwtjes die in de zomer niet drachtig zijn geraakt, worden in oktober een tweede keer bronstig. Deze dieren hebben geen verlengde draagtijd (kiemrust). Eind mei, begin juni, worden de kalveren geboren.
Een reegeit krijgt meestal een tweeling, maar ook eenlingen en drielingen komen voor. Het kalf heeft tot het zes maanden oud is witte vlekken op zijn vacht. Het kalf ligt op een verdekte plaats op de grond. Jonge kalveren worden zo’n zes tot tien keer per dag gezoogd voor enkele minuten, oudere kalveren twee tot drie keer per dag. De rest van de tijd zijn de kalveren alleen. Tweelingen worden meestal apart van elkaar gezoogd, zo’n twintig meter uit elkaar. Na twee maanden eet een kalf ook gras en na 6-10 weken is de zoogtijd voorbij. Het kalf blijft 1 jaar bij de moeder en is na veertien maanden geslachtsrijp.
Het ree wordt maximaal twintig jaar oud, maar meestal slechts zeven tot acht jaar. Vrouwtjes worden iets ouder dan mannetjes.
Een interessante brochure met mooie foto’s van de Vereniging Het Ree is te vinden op hun site.